De naam van een Rus bestaat uit drie delen. Een voornaam (имя), een patroniem of vadersnaam (отчество) en een achter- of familienaam (фамилия). De afkorting Ф.И.О. (фамилия, имя, отчество) is voor Russen een bekende en staat op hun paspoort, rijbewijs en aanverwante documenten.
De eerste naamval (nominatief, **именительный падеж**) krijg je min of meer cadeau. Zoals een woord in het woordenboek staat, zo staat het ook al in de eerste naamval. ‘Nominatief’ komt niet voor niets van [*nominare*
De ‘gewone’ vormen van de Russische persoonlijk voornaamwoorden (die in eerste naamval) leer je snel of ken je misschien al. Ik = **я**, jij = **ты**, hij = **он**, zij (enkelvoud) = **она**, het = **оно**, wij = **мы**, u/jullie = **вы**, en zij (meervoud) = **они**. Die woorden veranderen per naamval; wel zijn er binnen die veranderingen veel overeenkomsten.
Daarom Russisch – feiten over de taal en waarom je die wilt leren.
Elk zelfstandig naamwoord in het Russisch is mannelijk, vrouwelijk of onzijdig. Je moet altijd weten in welke categorie het valt, en meestal is dat niet moeilijk. Woorden die eindigen op een klinker zijn mannelijk, woorden die eindigen op **а** of **я** zijn vrouwelijk, woorden die eindigen op **о** of **е** zijn onzijdig.
Russisch is een fonetische taal. Zoals je woorden uitspreekt, zo schrijf je ze. Hoe ze zijn geschreven, vertelt hoe je ze uitspreekt. Elke letter heeft een eigen klank en houdt die in de meeste gevallen. Anders dan Nederlands en Engels, is het Russisch daar behoorlijk consequent in.